10-05-2023 BALK – Indien we in Nederland de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap willen verbeteren en leerlingen en studenten gelijke kansen willen bieden, moeten besturen daar meer regie in nemen. Dat kunnen ze doen door concrete doelen te stellen en daar steeds weer op te sturen. Ook moet door besturen van begeleiding van beginnende leraren en doorlopende professionalisering van alle leraren een prioriteit gemaakt worden. Er zijn lichtpunten in de ontwikkeling van basisvaardigheden en kansengelijkheid, maar om de neergaande trend echt te keren is een stabiele langetermijnstrategie nog steeds hard nodig. Besturen kunnen daar met betere sturing een belangrijke bijdrage aan leveren. Dat concludeert de Inspectie van het Onderwijs in de Staat van het Onderwijs 2023.
Er wordt veel gevraagd van het onderwijs onder vaak lastige omstandigheden. Acute problemen maken het lastig om te focussen op de lange termijn. Zo loopt het leraren- en schoolleiderstekort nog steeds op. Onder meer het oplopende tekort bij de vakken Nederlands en wiskunde in het voortgezet onderwijs is zorgelijk in het licht van de basisvaardigheden. Naast voldoende leraren is ook het welzijn van leerlingen en studenten essentieel om tot leren te komen. Het percentage leerlingen dat stress en prestatiedruk ervaart en het aantal studenten dat kampt met een psychische aandoening is echter fors toegenomen in de afgelopen jaren. De groeiende toestroom van nieuwkomers kwam daar afgelopen jaar bij.
Toch is het cruciaal om tijd vrij te maken om gezamenlijk concrete doelen te stellen, lessen goed voor te bereiden en doorlopend gericht te professionaliseren. Besturen, scholen en beleidsmakers hebben de verantwoordelijkheid om te werken aan de verbetering van basisvaardigheden en kansengelijkheid. Daar is samenwerking voor nodig, van ministers tot en met de klas.
Lichtpunten gelijke kansen en basisvaardigheden, maar aandacht blijft noodzakelijk
De inspectie ziet lichtpunten in de ontwikkeling van basisvaardigheden en gelijke kansen. Zo hebben de kinderen met de grootste achterstand op de basisvaardigheden in het primair onderwijs een inhaalslag gemaakt. Het beleid van scholen om zich op hen te concentreren lijkt vruchten af te werpen. Ook herziene en dubbele schooladviezen bieden leerlingen meer kansen. Zo komt een krappe meerderheid van de leerlingen met een meervoudig advies op het hoogste adviesniveau of zelfs op een niveau daarboven uit (51%). Deze lichtpunten laten zien dat we de goede weg ingeslagen zijn.
Gelijke kansen niet overal vanzelfsprekend
Een diploma halen op het hoogste niveau is niet altijd nodig of passend voor elke leerling of student, maar er moeten geen barrières zijn om door te stromen voor wie dat wil en kan. Toch ontbreekt het nog te vaak aan doorlopende leerlijnen, voldoende begeleiding en onderbouwde selectieprocedures. Steeds meer opleidingen in het hoger onderwijs selecteren studenten. Echter letten veel opleidingen niet bij elk onderdeel van die selectieprocedures op kansengelijkheid. Daarnaast is de stijging in het afgelopen jaar van het aantal studenten dat ongediplomeerd het mbo verlaat zorgelijk. Zonder diploma hebben zij in de rest van hun loopbaan minder kansen.
Toch ook veel onvoldoendes centraal examen Nederlands
Ook op het gebied van basisvaardigheden blijkt nog steeds het belang van een langetermijnaanpak. Zo haalde in het schooljaar 2021-2022 rond de 20% van de geslaagde havo- en vwo-leerlingen een onvoldoende voor het centraal examen Nederlands. Dit betekent dat 1 op de 5 havo- en vwo-leerlingen met diploma is doorgestroomd zonder het gewenste niveau voor Nederlands.
Nog onvoldoende sturing en concreet beleid
Door het hele onderwijs is eensgezindheid over de belangrijkste opgaven in het onderwijs. Uit gesprekken met honderden besturen, scholen en opleidingen blijkt dat men de noodzaak ziet om extra aandacht aan taal, rekenen en burgerschap te schenken en dat men hier werk van wil maken.
Doelen vaak weinig ambitieus
Tegelijkertijd ziet de inspectie dat die erkenning nog niet overal is omgezet in concrete plannen en doelen voor taal en rekenen. Doelen die wel gesteld worden zijn vaak algemeen, weinig ambitieus en afgeleid van de minimumeisen uit het inspectiekader. In het primair onderwijs zeggen besturen en scholen vaker dat ze streven naar een percentage behaalde referentieniveaus voor taal en rekenen dat minimaal gelijk is aan het landelijk gemiddelde. Ook in het (voortgezet) speciaal onderwijs geven scholen aan dat hun bestuur hen stimuleert om ambitieuze doelen te stellen voor taal en rekenen.
Eensgezindheid wat succesfactoren zijn
Besturen, scholen en opleidingen zijn het wel eens over wat succesfactoren zijn om de basisvaardigheden te verbeteren. Ze spreken over het belang om leraren en docenten te betrekken bij het bepalen van beleid, ambities en doelen. Dat draagt bij aan het draagvlak en zorgt voor gedeelde verantwoordelijkheid. Daarnaast noemen ze onder meer het belang van een duidelijke focus, cyclisch werken met duidelijke doelen, heldere kaders en werken vanuit vertrouwen.
Professionalisering niet altijd effectief
Leraren besteden, vergeleken met andere Europese landen, veel uren aan professionalisering. Wat wordt gedaan is niet altijd effectief, omdat het bijvoorbeeld niet aansluit bij wat leraren nodig hebben. Effectieve professionalisering begint met inzicht in de vaardigheden die nog verbeterd kunnen worden. Zo zou er meer aandacht moeten zijn voor verschillen tussen leerlingen bij de lesinstructie. Dat is belangrijk in het licht van kansengelijkheid. Uit onderzoek blijkt dat de les nu niet altijd aansluit bij de onderwijsbehoefte van iedere leerling. Er ligt een belangrijke taak voor besturen om met helder beleid op het gebied van doorlopende professionalisering te komen.
Meer en betere begeleiding beginnende leraar
Beginnende leraren voelen zich niet altijd goed toegerust om onderwijs te geven in de basisvaardigheden. Ook hebben ze niet altijd de vaardigheden om leerlingen goed te kunnen ondersteunen. Bij de begeleiding richt de meerderheid van de scholen zich op vaardigheden die beginnende leraren al zeggen te bezitten en ligt de focus minder vaak op vaardigheden waar de beginnende leraar zich minder op voorbereid voelde. We zien ook dat minder dan twee derde van de beginnende leraren aangeeft dat de school of het bestuur een zogenaamd vastgelegd inductieprogramma had, terwijl dat een bewezen effectieve interventie is in de begeleiding van nieuwe leerkrachten.
Veel uitstroom en teruglopende instroom lerarenopleidingen
Door uitstroom halen niet alle studenten op lerarenopleidingen het tot beginnende leraar. De pabo’s en tweedegraadslerarenopleidingen raken veel studenten kwijt tijdens het eerste jaar. Onder de studenten die indirect instromen in de pabo, dus als zij-instromer of na verandering van opleiding, is de uitval zelfs nog groter. Bovendien neemt bij bijna alle typen lerarenopleidingen de instroom af, behalve de pabo. Gezien het lerarentekort, is de afname van de instroom in de talensector en de sector exacte vakken zorgwekkend.