18-09-2023 BALK – Het verkeerd begrijpen van de datumaanduidingen ‘te gebruiken tot’ (TGT) en ‘ten minste houdbaar tot’ (THT) is geïdentificeerd als een van de oorzaken van voedselverspilling in huishoudens. In een recent onderzoek is er getest of aanvullende informatie op de verpakking consumenten kan helpen om een onderscheid te maken tussen TGT en THT data en zo hun gedrag ten aanzien van voedselverspilling te veranderen.
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat consumenten vaak in de war raken over de betekenis van de ‘te gebruiken tot’ en ‘ten minste houdbaar tot’, en dat dit leidt tot verkeerd gedrag. Een gevolg hiervan is dat consumenten producten uit voorzorg te vroeg weggooien, terwijl deze nog prima geschikt zijn om geconsumeerd te worden. Het suggereert dat een beter begrip van het verschil tussen de twee datumaanduidingen zou kunnen leiden tot minder voedselverspilling.
Een recente studie heeft aangetoond dat het verstrekken van extra informatie over houdbaarheidsdata (“Vaak nog goed na de datum. Kijk, ruik & proef”) en uiterste consumptiedata (“Niet meer gebruiken na de datum”) op productverpakkingen een positieve invloed heeft op de intentie van consumenten om verlopen voedingsmiddelen al dan niet te gebruiken. Het doel van het huidige onderzoek was om deze bevindingen uit te breiden naar meer realistische situaties.
Effecten van extra informatie op verpakkingen
In een gedragsexperiment ontvingen deelnemers 12 producten met fictieve houdbaarheidsdata (acht verlopen, vier niet verlopen) en hen werd gevraagd een borrelplank samen te stellen met deze producten zolang ze nog goed te eten waren. De helft van de deelnemers ontving producten met extra informatie over de datum (visuele afbeelding plus verklarende tekst) op de verpakking, terwijl de andere helft dezelfde producten ontving zonder deze extra informatie.
De resultaten lieten zien dat extra informatie op de verpakking leidde tot verschillend gedrag voor producten met een verlopen TGT datum versus een verlopen THT datum. De effecten op de keuzes om voedingsmiddelen weg te gooien waren echter asymmetrisch. Voedingsmiddelen na de uiterste consumptiedatum werden vaker weggegooid als er extra informatie op de verpakking stond, wat wenselijk is vanuit het oogpunt van voedselveiligheid. Voor voedingsmiddelen met een houdbaarheidsdatum die nog niet was verstreken, kon het gewenste effect van extra informatie op de keuzes om voedingsmiddelen weg te gooien niet worden aangetoond, aangezien deze voedingsmiddelen nauwelijks werden weggegooid. Toekomstig onderzoek is nodig om te beoordelen of extra informatie op de verpakking kan leiden tot minder voedselverspilling bij minder hoog opgeleide consumenten en/of voor levensmiddelen met een langere houdbaarheidsdatum.
Het potentieel van extra communicatie
Gedragseffecten traden op ongeacht het begrip van de consument van de datumaanduiding, wat suggereert dat een goed begrip van de termen niet automatisch leidt tot de gewenste actie. Hoewel het huidige onderzoek geen duidelijke vermindering in voedselverspilling aantoont, benadrukken de bevindingen wel het potentieel van extra communicatie op verpakkingen om houdbaarheidsdatum gerelateerd voedselverspillingsgedrag te veranderen. In plaats van de betekenis van datumaanduidingen uit te leggen, moet de extra informatie gericht zijn op de bijbehorende acties (wat te doen met
voedingsmiddelen met een verlopen houdbaarheidsdatum).
Sanne Stroosnijder benadrukt het belang van dit soort onderzoek: “Er zijn slechts een paar studies die daadwerkelijk de effecten van interventies op het voedselverspillingsgedrag van consumenten in huishoudens beoordelen. Het is een behoorlijke uitdaging om dergelijke onderzoeken op te zetten, er rekening mee houdend dat consumenten onwetend moeten blijven over het eigenlijke doel van het onderzoek en om voedselverspillingsgedrag in een natuurlijke omgeving te meten. Dit soort inzichten zijn cruciaal om te begrijpen hoe we het consumenten gemakkelijker kunnen maken om datumaanduidingen te begrijpen en thuis minder voedsel te verspillen.”
Het onderzoeksteam werd ondersteund door een begeleidingscommissie, bestaande uit vier stakeholders in Nederland, waaronder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Voedingscentrum Nederland en de stichting Samen Tegen Voedselverspilling.