31-10-2024 BALK – In het eerste halfjaar van 2024 kregen 31 duizend jongeren tot 18 jaar jeugdbescherming en 6,7 duizend jongeren van 12 tot 23 jaar jeugdreclassering. Het aantal jongeren dat jeugdbescherming krijgt is in 2024 verder gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal jongeren met jeugdreclassering neemt sinds 2022 toe. Dat blijkt uit nieuwe, voorlopige cijfers van het CBS.
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt door de rechter dwingend opgelegd wanneer de veiligheid en ontwikkeling van het kind in gevaar zijn. Bijna 22 duizend van hen hadden een ondertoezichtstelling, waarbij de ouders het gezag behouden maar onder toezicht staan van een jeugdbeschermer. 9 duizend jongeren waren door de rechter onder voogdij geplaatst, het gezag over het kind ligt dan volledig bij de voogd. Sinds de gemeenten in 2015 verantwoordelijk zijn geworden voor de jeugdzorg, waren deze aantallen nog niet eerder zo laag.
Aantal jongeren in jeugdreclassering neemt weer toe
Jeugdreclassering is bedoeld om te voorkomen dat jongeren die eerder een proces-verbaal kregen van de politie of een leerplichtambtenaar, opnieuw de fout ingaan. Het aantal jongeren met jeugdreclassering daalde van 9,6 duizend in het eerste halfjaar van 2015 naar 6,2 duizend in het eerste halfjaar van 2022, en steeg naar 6,7 duizend in de eerste zes maanden van 2024.
Minder instroom bij jeugdbescherming
De daling van het aantal jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel komt deels door een dalende instroom. Meer jongeren stromen uit dan dat er instromen. In de eerste zes maanden van 2024 werden 250 meer ondertoezichtstellingen en 240 meer voogdijmaatregelen afgesloten dan er werden gestart.
Vanaf het eerste halfjaar van 2019 is de instroom van ondertoezichtstellingen teruggelopen van 5,6 duizend jongeren naar 4 duizend in het eerste halfjaar van 2024, terwijl de uitstroom in deze periode daalde van 5,2 duizend naar 4,2 duizend. Het aantal nieuwe voogdijmaatregelen daalde van 840 in het eerste halfjaar van 2019 naar 430 in de eerste zes maanden van 2024.
Bij jeugdreclassering was de instroom vanaf 2016 steeds lager dan de uitstroom, maar in 2023 was de instroom juist hoger. In de eerste helft van 2024 werden 300 meer trajecten begonnen dan beëindigd.
371 duizend jongeren met jeugdhulp zonder verblijf
Jeugdhulp is naast jeugdbescherming en jeugdreclassering de derde en grootste hulpvorm binnen de jeugdzorg. Het is bedoeld voor jongeren van 0 tot 23 jaar. Binnen de jeugdhulp wordt onderscheid gemaakt tussen jeugdhulp zonder verblijf, waarbij de jongere thuis woont, en jeugdhulp met verblijf, waarbij de jongere slaapt in een accommodatie van de jeugdhulpaanbieder. In het eerste halfjaar van 2024 kregen 371 duizend jongeren jeugdhulp zonder verblijf, dat zijn er 13 duizend minder dan in het eerste halfjaar van 2023. Ook het aantal jongeren met verblijf daalde, van 38 duizend in de eerste helft van 2023, naar 36 duizend in de eerste helft van 2024. Of er sprake zal zijn van een daadwerkelijke daling van de jeugdhulp zal pas blijken als de definitieve cijfers over 2024 bekend zijn.
Grote verschillen jeugdzorggebruik tussen gemeenten
Er zijn grote verschillen tussen gemeenten als het gaat om het percentage jongeren dat jeugdzorg krijgt. Van alle jongeren tot en met 22 jaar in Nederland kreeg 9,1 procent jeugdzorg (jeugdbescherming, – reclassering of – hulp) in de eerste helft van 2024. Dit percentage verschilt per gemeente en loopt van minder dan 5 procent tot meer dan 14 procent.
Gemeentenaam | Statcode |
Achtkarspelen | 8,2 |
Ameland | 3,6 |
Dantumadiel | 8,2 |
De Fryske Marren | 7,9 |
Harlingen | 8,7 |
Heerenveen | 9,5 |
Leeuwarden | 10,9 |
Noardeast-Fryslân | 8,2 |
Ooststellingwerf | 10 |
Opsterland | 7,8 |
Schiermonnikoog | 7,1 |
Smallingerland | 10,3 |
Súdwest-Fryslân | 9,4 |
Terschelling | 5,2 |
Tytsjerksteradiel | 9,5 |
Vlieland | 5,1 |
Waadhoeke | 8,4 |
Weststellingwerf | 7,6 |
Deze verschillen tussen gemeenten kunnen meerdere oorzaken hebben. Gemeenten kunnen eigen keuzes maken in de manier waarop ze jeugdzorg organiseren. Dat kan leiden tot verschillen tussen gemeenten in de hoeveelheid en het soort jeugdzorg dat beschikbaar is. Daarnaast kunnen ook sociaaleconomische verschillen tussen regio’s een rol spelen, zoals de hoogte van het inkomen, het aantal eenoudergezinnen en hoeveel zorg er wordt gebruikt.