18-05-2023 BALK – Mensen van 25 tot 35 jaar hebben een lagere brede welvaart dan mensen uit andere leeftijdsgroepen. Met name bij indicatoren over tevredenheid blijven zij achter. Ook laagopgeleiden en mensen die niet in Nederland geboren zijn of waarvan tenminste één ouder niet in Nederland geboren is, hebben een lagere brede welvaart.
Welvaart gaat over meer dan inkomen en vermogen. Ook bijvoorbeeld gezondheid, welzijn, arbeidsmarktsituatie, vertrouwen en de kwaliteit van de leefomgeving spelen een rol. Net als inkomen en vermogen is ook de totale brede welvaart niet gelijk over bevolkingsgroepen verdeeld.
De verdeling van de brede welvaart is in beeld gebracht aan de hand van dertien indicatoren voor de thema’s welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu. Een bepaalde bevolkingsgroep kan per indicator meer of minder dan gemiddeld scoren, of gemiddeld. Een afwijking van het gemiddelde is gunstig of ongunstig, al naar gelang het de brede welvaart respectievelijk verhoogt of verlaagt. Voor zover mogelijk zijn voor de indicatoren cijfers over 2022 gebruikt.
Jongvolwassene minder tevreden
Bij acht van de dertien indicatoren is de uitkomst voor 25- tot 35-jarigen ongunstig. Zij zijn minder dan gemiddeld tevreden met hun werk, de hoeveelheid vrije tijd, hun woning en het leven in het algemeen. Ook doen zij relatief weinig aan vrijwilligerswerk, hebben ze geen of weinig vermogen, zijn ze relatief vaak slachtoffer van criminaliteit en hebben ze vaker dan gemiddeld last van vervuiling, bijvoorbeeld stank, in hun woonomgeving. Gunstige uitkomsten zijn voor deze leeftijdsgroep te zien bij gezondheid, arbeidsparticipatie en het vertrouwen in andere mensen.
Anders dan bij jongvolwassenen hebben onder 45- tot 55-jarigen en 55- tot 65 jarigen de gunstige uitkomsten juist duidelijk de overhand. Vergeleken met 2019 is de brede welvaartssituatie van de jongere leeftijdsgroepen tot 45 jaar licht achteruit gegaan. Bij hen was de ontwikkeling ten opzichte van dat jaar bij een aantal indicatoren ongunstiger dan gemiddeld en slechts bij een enkele indicator juist gunstiger. Zo daalde het aandeel dat tevreden is met het leven onder 18- tot 25-jarigen en 25- tot 35-jarigen meer dan gemiddeld en nam onder 35- tot 45-jarigen het aandeel dat vrijwilligerswerk deed bovengemiddeld af.
Onder 65- tot 75-jarigen hadden juist de gunstige ontwikkelingen de overhand, bijvoorbeeld bij de indicator over tevredenheid met het leven.
Forse verschillen naar onderwijsniveau en herkomst
Niet alleen naar leeftijd zijn er verschillen in brede welvaart. Ook tussen mensen van verschillend onderwijsniveau en van verschillende herkomst-/geboortelanden bestaan grote verschillen in het aantal gunstige en ongunstige uitkomsten. Gunstige uitkomsten hebben duidelijk de overhand bij hoogopgeleiden en bij mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die daar ook geboren zijn.
Minder jongvolwassenen bij wie het op meerdere vlakken goed gaat
In het onderzoek is niet alleen naar groepsgemiddelden gekeken, maar ook naar de uitkomsten op persoonsniveau. De vraag die daarbij wordt beantwoord is in hoeverre gunstige dan wel ongunstige uitkomsten zich concentreren bij individuen. De berekening daartoe is alleen mogelijk voor negen van de dertien indicatoren van brede welvaart. Als een persoon op zeven of meer van deze indicatoren een gunstige uitkomst heeft, spreken we van gunstige stapeling. In totaal was daarvan sprake bij 23 procent van de mensen. Stapeling van gunstige uitkomsten kwam onder 25- tot 35 jarigen met 19 procent iets minder voor. Onder 45- tot 65 jarigen kwamen gunstige uitkomsten juist vaak samen.
Vergeleken met 2019 is het aandeel jongeren (18 tot 25 jaar) en jongvolwassenen (25 tot 35 jaar) met een stapeling van gunstige uitkomsten fors afgenomen.
Als een persoon op drie of meer indicatoren een ongunstige uitkomst heeft, spreken we van ongunstige stapeling. Dit kwam voor bij 19 procent van de mensen. Er zijn daarbij ook verschillen naar leeftijd, maar stapeling van ongunstige uitkomsten komt het meest voor bij laagopgeleiden en bij mensen die buiten Europa zijn geboren.