08-02-2025 BALK – De emissies van broeikasgassen zijn in 2023 met 6,8% gedaald ten opzichte van 2022. Over de periode 1990-2023 is de totale daling 35,6%. Tot 2017 vond deze daling voor het overgrote deel plaats bij methaan, lachgas en de gefluoreerde gassen. De emissie van koolstofdioxide fluctueerde in deze periode. In 2017 was het niveau weer gelijk aan dat van 1990, en vertoonde daarna een netto daling tot en met 2023.
De emissie van broeikasgassen bereikte een piek in 1996 en daalde vervolgens elk jaar tot 2020. In 2021 steeg de uitstoot licht, maar in 2022 en 2023 daalde deze opnieuw. In 2023 lag de uitstoot 35,6% lager dan in 1990. De reductiedoelstelling van het Urgenda-vonnis vereist een emissievermindering van minstens 25% ten opzichte van 1990, zowel in 2020 als in de daaropvolgende jaren. Deze doelstelling werd in 2020 behaald, in 2021 niet, maar in 2022 en 2023 bleef de uitstoot ruim onder het vereiste niveau.
De daling van de CO2-emissie vanaf 2017 vindt voor het overgrote deel plaats in de elektriciteitssector, waar minder steenkool wordt verbruikt. Dit is vooral te danken aan de sluiting van enkele kolencentrales. Daarnaast zorgden hogere kolen- en CO2–prijzen ervoor dan kolencentrales minder concurrerend werden dan aardgascentrales. De CO2-emissies via verkeer, landbouw en industrie kennen een geleidelijke daling zien over de hele periode 1990-2023, zonder grote schommelingen.
De emissie van methaan is in 2023 ten opzichte van 1990 met 49,4% gedaald. Het grootste deel van deze daling is het gevolg van de afname van emissies uit stortplaatsen. Daarnaast heeft er ook een daling plaatsgevonden in de landbouw en energiesector. De daling in de landbouwsector over de hele periode 1990-2023 wordt met name veroorzaakt door een afname van de dieraantallen en de hoeveelheid geproduceerde mest.
De emissie van lachgas is in 2023 ten opzichte van 1990 met 59% gedaald. Deze daling is gerealiseerd in de chemische industrie en de landbouwsector. De daling in de landbouwsector komt door een afname van dieraantallen, een lager gebruik van zowel kunstmest als dierlijke mest en een lagere uitstoot van stikstof per dier.