08-12-2022 BALK – Consumentengoederen en -diensten waren in november 9,9 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder, meldt het CBS. In oktober was de inflatie 14,3 procent. De daling van de inflatie kwam vooral door de prijsontwikkeling van energie.
Het CBS publiceert naast het algemene inflatiecijfer maandelijks ook wat de inflatie is exclusief de prijsontwikkeling van energie (gas, elektriciteit en stadsverwarming) en brandstof. In november waren consumentengoederen en –diensten exclusief energie en motorbrandstoffen 6,8 procent duurder dan in dezelfde maand vorig jaar. In oktober was de prijsstijging op jaarbasis 6,9 procent.
De inflatie wordt elke maand gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van dezelfde maand in het voorgaande jaar. De CPI geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens. Een inflatie van 9,9 procent in november 2022 betekent dat de prijzen van consumentenproducten 9,9 procent hoger zijn dan in november 2021. De inflatie van 9,9 procent in november komt dus niet bovenop de inflatie van 14,3 procent in oktober.
Kleinere prijsstijging energie
De forse afname van de inflatie kwam met name door de prijsontwikkeling van energie (elektriciteit, gas en stadsverwarming). Energie was in november 70 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder. In oktober 2022 was energie 173 procent duurder dan in oktober 2021.
In het najaar van 2022 kondigde het kabinet twee maatregelen aan om de energiekosten van huishoudens te verlagen: de tijdelijke maatregel voor tegemoetkoming in de energieprijzen en het prijsplafond op energie. De tegemoetkoming, die in november 2022 voor het eerst is uitgekeerd, wordt gezien als een inkomenssteun en heeft daarom geen invloed op de CPI.
Onderzoek naar energieprijzen
Energie levert momenteel een belangrijke bijdrage aan de totale inflatie. De prijsontwikkeling van energie wordt gemeten op basis van nieuwe contracten. Veel huishoudens hebben echter momenteel een bestaand contract voor gas en elektriciteit. Het CBS onderzoekt nieuwe methoden voor het meten en berekenen van de energieprijzen in de CPI en HICP, waarbij actuele ontwikkelingen van energieprijzen verfijnder in kaart worden gebracht. Eind oktober zijn de voorlopige onderzoeksresultaten gepubliceerd. Het CBS maakt in het onderzoek gebruik van databestanden die aangeleverd zijn door energiemaatschappijen.
Het CBS zal de komende tijd bij de berichtgeving over inflatie regelmatig meer informatie geven over de voortgang en de uitkomsten van het onderzoek. De verwachting is dat het onderzoek begin 2023 ver is gevorderd. Dan komt er ook meer duidelijkheid over de waarnemingsmethode van energieprijzen die gaat worden ingevoerd en over de datum waarop de nieuwe methode wordt geïmplementeerd. De reeds gepubliceerde cijfers worden bij het moment van de overstap naar een nieuwe methode niet aangepast.
Neerwaarts effect motorbrandstoffen
De motorbrandstoffen hadden een neerwaarts effect op de inflatie. Motorbrandstoffen waren in november 0,6 procent goedkoper dan in dezelfde maand een jaar eerder. In oktober was er nog een prijsstijging van 7,5 procent op jaarbasis. Voor een liter Euro 95 aan de pomp werd gemiddeld 1,91 euro betaald in november, in oktober was dat 2,00 euro. De prijs van diesel ging van 2,08 euro in oktober naar 1,93 euro in november.
Verblijf in bungalowparken stijgt minder in prijs
De inflatie werd lager door de prijsontwikkeling van een verblijf in een bungalowpark. Een verblijf in een bungalowpark was in november 1,2 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder. In oktober was dat 8,4 procent. De inflatie werd ook lager door de prijsontwikkeling van kleding. De prijsstijging op jaarbasis nam af van 9,4 procent in oktober naar 6,6 procent in november.
Opwaarts effect voeding
De prijsontwikkeling van voeding had een verhogend effect op de ontwikkeling van de inflatie. Voeding was in november 15,7 procent duurder dan in dezelfde maand vorig jaar. In oktober was de prijsstijging 14,0 procent. Met name de prijzen van brood- en graanproducten, vlees en zuivelproducten droegen hier aan bij.