28-04-2024 BALK – Wanneer Nederland besluit de mestderogatiebeschikking van september 2022 op te schorten en zich besluit te houden te houden aan de derogatiebeschikking die gold tot en met 2023 kan de Europese Commissie direct een inbreukprocedure starten. Daarnaast zal het tot rechtszaken in Nederland leiden, die de minister ertoe zullen dwingen de Europese regels na te leven. Dat schrijft minister Adema van LNV aan de Tweede Kamer in reactie op vragen van de BBB.
Adema stelt dat het in deze situatie niet om een geschil zal gaan over of een lidstaat een bepaling al dan niet juist implementeert, zoals meestal het geval is bij inbreukprocedures, maar om een doelbewuste en evidente afwijking van een heldere norm. Er zal volgens hem weinig tijd nodig zijn voor een rechter om dat vast te stellen.
De tijdsduur gemoeid met het proces van verzoek voorlopige maatregel van de Europese Commissie aan het Europese Hof tot aan het opleggen van een dwangsom door het Hof aan Nederland is naar verwachting zes maanden tot één jaar. Een uitspraak in de hoofdprocedure zal naar verwachting zo’n anderhalf jaar vergen. Vervolgens zal Nederland deze uitspraak moeten nakomen binnen een redelijke termijn. Dat zal in dit geval een zeer korte termijn zijn, omdat Nederland zich aan de derogatiebeschikking moet houden.
Bij gebreke blijven in de nakoming van de eerste uitspraak van het Hof, kan de Europese Commissie direct een verzoek bij het Europese Hof kan indienen om Nederland te laten veroordelen en daarbij een boete over het verleden en een dwangsom voor de toekomst kan vorderen. Deze vordering zal er naar verwachting binnen 2 à 3 maanden na de uitspraak van het Europese Hof liggen. Dat betekent dat binnen ongeveer 12 maanden na de eerste uitspraak van het Europese Hof een tweede negatieve uitspraak van het Hof kan volgen waarbij een boete en dwangsom wordt toegekend. Dit kunnen forse boetes en dwangsommen zijn.
Adema wijst er op dat naast bovengenoemde Europese procedures de gebruiksnormen ook zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling meststoffenwet. Deze zou aangepast moeten worden om af te wijken van de derogatiebeschikking en de Nitraatrichtlijn. Dat kan niet via een ministeriële regeling of vrijstellingsregeling want deze kan met succes door partijen bij de rechter worden aangevochten, stelt de minister.