Rijksdoelen worden met Provinciale Programma’s Landelijk Gebied niet gehaald

26-02-2024 BALK – De Provinciale Programma’s Landelijk Gebied kunnen een belangrijke bijdrage leveren om de nationale doelen voor natuur, stikstof, klimaat en water dichterbij te brengen. Maar het is niet aannemelijk dat die doelen met de plannen van de provincies en het Rijk binnen de termijn van een decennium gehaald kunnen worden. Dat concluderen het Planbureau voor de Leefomgeving, Het Nationaal Programma Landelijk Gebied kan effectiever en doelmatiger worden met een duidelijke strategie voor prioritering in de gebiedsaanpak.

Met het Nationaal Programma Landelijk Gebied wil het Rijk de doelen voor natuur, stikstof, klimaat en water halen. Het kabinet Rutte-IV vroeg de provincies om daarvoor Provinciale Programma’s Landelijk Gebied op te stellen, die zij begin juli 2023 bij het Rijk indienden. De kennisinstellingen hebben geanalyseerd of met de  plannen van de provincies en de maatregelen die het Rijk neemt  de doelen binnen bereik komen.

In hun programma’s schetsen de provincies de hoofdlijnen van hun beleidsaanpak. Van concrete gebiedskeuzes en uitgewerkte beleidspakketten is nog geen sprake. Een belangrijk onderdeel van de aanpak van veel provincies is om in specifieke gebieden te streven naar minder intensief gebruik van landbouwgrond. Ook willen zij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer flink uitbreiden.

De onderzoekers verwachten niet dat de doelen voor de landbouw worden gehaald met de provinciale plannen en de maatregelen die het Rijk neemt, zoals de nieuwe mestregels én het uitkopen van de piekbelasters. Daarmee worden belangrijke stappen gezet, maar om de doelen in 2030 of 2035 te kunnen halen zullen boeren veel meer kostbare en vérgaande maatregelen op hun bedrijf moeten doorvoeren.

Daarnaast vraagt het om meer krimp van de veestapel. Voor het halen van de natuur- en waterdoelen is veel meer natuur nodig dan vastligt in de afspraken tussen Rijk en provincies. Ook zal op honderdduizenden hectaren het agrarisch grondgebruik moeten worden aangepast. Gezien de omvang van de uitvoeringsopgave is de verwachting dat de gestelde doelen in een decennium volledig gehaald worden niet realistisch.

Om de doelen te halen reserveerde het nu demissionaire kabinet 24,3 miljard euro tot en met 2035. De provincies ramen de kosten van hun plannen op ruim het dubbele. Daarbij vallen niet zo zeer de grote verschillen tussen de provincies op, maar ook dat de provincies leunen op nieuwe beleidsinstrumenten. Denk aan financiële vergoedingen om boeren te compenseren voor minder intensief grondgebruik, beloningsstelsels of langjarige natuurbeheercontracten. Deze instrumenten zullen eerst nog ontwikkeld moeten worden.

Bovendien vragen de honderden voorgenomen provinciale gebiedsprocessen om veel meer uitvoeringscapaciteit dan in het verleden. De omvang van de uitvoeringsopgave en de totale budgetraming vergen samen een scherpere prioriteringsstrategie dan nu in de programma’s van Rijk en provincies voorzien is. Het beantwoorden van de vraag welke gebieden als eerste in aanmerking komen voor een gebiedsaanpak zal het programma effectiever maken.

In de provinciale programma’s leggen de provincies de bal terug bij het Rijk om de doelen voor de uitstoot door de landbouw te halen. Dat is gezien de wettelijke taakverdeling ook logisch. Toch ramen de provincies wel budget om ook eigen emissiebeleid te voeren. Het is daarbij de vraag of het doelmatig is als elke provincie eigen subsidieregels en beloningsstelsels gaat ontwikkelen. Het kan ook de ongelijkheid tussen regio’s in de hand werken.

Tegelijk is het investeren in voldoende beschikbare grond, instrumenten en uitvoeringscapaciteit cruciaal om gedragen successen te boeken in de gebiedsprocessen die de provincies willen uitvoeren. Duidelijke afspraken over de verdeling van taken tussen Rijk en provincies, en een doordachte prioritering van het type maatregelen dat voor financiering in aanmerking komt, zijn noodzakelijke voorwaarden voor een effectiever en doelmatiger Nationaal Programma Landelijk Gebied.