10-11-2021 BALK – Het sint-maartensfeest wordt op 11 november, of soms de avond ervoor, gevierd in delen van België, Nederland, Noord-Frankrijk, sommige Duitstalige gebieden, Portugal en Hongarije. Het is de naamdag van Martinus van Tours en wordt ook Sint-Martinus, Sinte-Marten, Sinter Merte of Sinte-Mette genoemd. Sint-Maarten werd bekend doordat hij als soldaat de helft van zijn mantel gaf aan een arme bedelaar en na een droom koos om verder te leven als een christen. De invulling die aan dit feest gegeven wordt verschilt van streek tot streek.
De eerste vermelding van sint-maartensdag is afkomstig van bisschop Perpetuus van Tours (461-490). Hij stelde voor om de vastenperiode voorafgaand aan de Kerstmis te laten beginnen op de dag van Sint-Maarten. Dat zou een Advent van zes weken betekenen. In 581 na Christus werd dit overgenomen door de andere Frankische kerken tijdens het Synode van Mâcon. Paus Gregorius I heeft de adventsperiode van zes weken teruggebracht naar vier weken, maar liet de viering van sint-maartensdag staan. Over de ontstaansgeschiedenis van de invulling van het feest wordt veel gespeculeerd. Vaak wordt verondersteld dat het feest teruggrijpt op een Germaans winterfeest, maar ook een zuiver kerkelijke oorsprong is mogelijk. Wel duidelijk is dat de ontwikkeling tot een algemeen, door alle gezindten gevierd, volksfeest tamelijk recent is.
Als bedelfeest was Sint-Maarten lange tijd een feest voor de armen. Rijke burgers zagen hun kinderen er liever niet aan mee doen. Pas in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw veranderde deze houding. Het Sint-Maarten werd toen juist gezien als een mooie, eigen traditie, die behouden moest worden.
Omdat 11 november na de Eerste Wereldoorlog ook de dag werd waarop deze oorlog werd herdacht, is wel geprobeerd het feest een wereldlijke lading mee te geven. Het zou dan een vredesfeest moeten zijn. Dit heeft men uiteindelijk niet doorgezet. Het feest is, vooral in Nederland, juist vrij van enige religieuze of politieke lading.
In België is het vieren van Sint-Maarten beperkt tot de hieronder genoemde regio’s, en hierin lijkt geen verandering te komen. Het is eerder zo dat het feest steeds minder wordt gevierd, met name in Belgisch Limburg, waar vroeger veel meer sint-maartensvuren moeten zijn voorgekomen. In Nederland is de situatie omgekeerd: in de 20e eeuw is het feest alleen maar populairder geworden, en steeds meer regio’s organiseren vieringen. Typisch is de geleidelijke opkomst van het gebruik in Amsterdam. Ook in de regio’s waar het feest oorspronkelijk al werd gevierd is de traditie nog zeer levend.
Sint-Maarten wordt niet overal op dezelfde wijze gevierd. In sommige plaatsen worden optochten georganiseerd, in andere worden vreugdevuren ontstoken. Algemeen is de lampionnentocht. Deze komt het meest voor in Nederland in de noordelijke provincies en in Noord-Holland (keuvelen genoemd). De kinderen maken lampionnen of hollen een koolraap of suikerbiet of pompoen uit en gaan met de lichtjes langs de deuren. Daar zingen ze speciale sint-maartensliedjes en krijgen in ruil snoep of fruit. Ook kleurige, door de kinderen gemaakte, lampionnen worden gebruikt. In Nederland worden de lampionnen vaak tijdens de schooltijd gemaakt, bijvoorbeeld in de les handenarbeid. Met name bij het vrijeschoolonderwijs is Sint-Maarten een jaarlijks terugkerend feest met uitgeholde knollen of pompoenen en met waxinelichtjes. Tegenwoordig worden de lampionnen elders veelal met behulp van batterijen verlicht. Vroeger werd veel gebruikgemaakt van de foekepot om de liedjes die bij de rondgang werden gezongen te begeleiden. Het sint-maartensgebruik werd toen ‘foekepotterij’ genoemd.