29-02-2024 BALK – De stikstof- en natuurmaatregelen die het kabinet-Rutte IV sinds 2021 heeft ingezet, dragen positief bij aan de toekomstige kwaliteit van de natuur. Naar verwachting daalt de gemiddelde overschrijding van de kritische depositiewaarden met een derde tot 2030, maar daarmee liggen de wettelijke stikstofdoelen ver buiten bereik. Dat staat in het syntheserapport ‘Monitoring en evaluatie van het programma Stikstofreductie en natuurverbetering’ van het Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen University & Research en het RIVM.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering is per 1 juli 2021 van kracht. Op verzoek van het ministerie van LNV hebben de kennisinstituten de voortgang en effecten onderzocht van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering dat voortkomt uit de de nieuwe wet. De onderzoekers keken naar zowel maatregelen die de stikstofdepositie verlagen, als naar natuurherstelmaatregelen.
De gemiddelde overschrijding van de kritische depositiewaarde van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden daalt naar verwachting met een derde tussen 2021 en 2030. De daling is voor circa een kwart toe te schrijven aan het programma Stikstofreductie en natuurverbetering en de recente Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus). Ondanks de daling van de overschrijding zijn de stikstofdoelen uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering nog buiten bereik.
Uit de doorrekening blijkt dat het areaal stikstofgevoelige natuur onder de kritische depositiewaarde toeneemt van circa 28% in 2021 tot circa 31% in 2030, terwijl het is om in 2030 minimaal 50% onder de kritische depositiewaarde te brengen. Dit komt doordat een deel van de mogelijke maatregelen nog niet is uitgewerkt in regelingen en subsidies. Daarnaast zijn de kritische depositiewaarden in 2023 herzien op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Voor een deel van de stikstofgevoelige natuur zijn hierbij de doelen scherper gesteld. Het halen van de doelen vergt hierdoor meer stikstofreductie.
Tot nu toe bleven de economische effecten van het programma ‘Stikstofreductie en natuurverbetering’ beperkt. Door de beëindigingsregelingen uit 2023 en 2024 zal de veehouderij echter krimpen en valt de toegevoegde waarde van deze sector naar verwachting 7 tot 8% lager uit. Ook in de keten van verwerkende en toeleverende bedrijven is hierdoor een afname te verwachten. De economische effecten concentreren zich met name in Gelderland, Overijssel en Zuidoost Nederland.
Doordat de beleidsdoelen nog ver buiten bereik zijn is te verwachten dat er meer maatregelen voor bedrijven volgen. En hoewel het kabinet met dit beleidsprogramma indirect ook meer ruimte voor vergunningverlening hoopt te creëren is met de huidige aanpak weinig verlichting te verwachten. Dit komt doordat op veel plekken – zelfs bij zeer forse emissiereducties – stikstofgevoelige natuur blijft bestaan waar de kritische depositiewaarde wordt overschreden.
Modelberekeningen van vastgestelde en voorgenomen natuurmaatregelen door de provincies wijzen uit dat deze landelijk en lokaal in de toekomst leiden tot betere condities voor het voorkomen van kwetsbare plant- en diersoorten. De voortgang van sinds 2021 uitgevoerde natuurherstelmaatregelen in de Natura 2000-gebieden kan echter door een gebrek aan beschikbare en bruikbare gegevens niet goed in beeld worden gebracht. De informatie hierover is te versnipperd. Dit vraagt dringend om verbetering.